Thursday, July 21, 2011
Bruine Bonen
“En nu moet je maken dat je hier wegkomt!” barst mijn moeder uit. Ze roept dit tegen buurman Bert die even langs is gekomen. Hoewel ik dit al een beetje voelde aankomen, schrik ik toch en bestudeer met grote ogen het tafereel wat zich aan het uitspelen is in de keuken. Dit is de zomer nadat zowel mijn pake als mijn beppe kort op elkaar zijn overleden. Na twee weken in een vakantiehuisje op de Veluwe te hebben doorgebracht hoorden wij Mem zachtjes snikken in de auto; “ik wil niet naar huis”, fluisterde ze. En hoe dichter we bij Birdaard kwamen hoe stiller het werd in de auto. Eenmaal thuis begon Heit met de auto uit te laden en nadat mem de was in de machine had gegooid bezigde ze zich met het eten in de keuken. Buurman Bert kwam even langs voor een praatje, hoe de vakantie was geweest en of we mooi weer hadden getroffen. Mem trok een keukenla wat harder open dan normaal en ik meende in dat gebaar iets van haar gesteldheid op te pikken. Met de rug naar buurman Bert toe draait ze aan de blikopener om een blik bruine bonen te openen. “Als wij terug van vakantie komen heeft mijn schoonmoeder het eten altijd al klaar”, zegt de buurman. Hij wil nog iets zeggen, maar krijgt de kans niet. Met een rood gezicht draait Mem haar om, “verdomme Bert”. Ik kijk naar buurman Bert, zijn ogen zo groot als schoteltjes. Zwijgend trekt hij de deur achter zich dicht.
Subscribe to:
Posts (Atom)