Opgerold in een slaapzak lig ik op het bruine tapijt voor het televisie toestel, mijn kin rust op mijn armen. De smurfen zijn er voor, maar omdat wij nog een zwart-wit toestel hebben, weet ik nog niet dat de smurfen eigenlijk blauw zijn. Dat concludeer ik pas later, als de Vivo blauwe smurfjes weggeeft bij sommige producten en wij ze gaan sparen. Smurfin is mijn lievelingssmurf. Ze is zo mooi met haar golvende gele haar, het witte jurkje en de lange wimpers. Al gedraagt ze zich soms wel wat verwend hoor. Mijn broers zitten op de bank achter mij, met lange gezichten, zij wilden het A-team zien, maar Heit en Mem beslisten dat we maar om de week moesten afwisselen, de ene week het A-team voor hen, de andere week de Smurfen voor mij. Ik vind het vooral leuk als Smurfin eens een ander jurkje aantrekt of een andere bloem in het haar doet, maar dat gebeurt niet al te vaak. Ik weet dat heel stiekem beide broers toch nog wel de Smurfen leuk vinden.
Kleuterschool is begonnen voor mij, elke dag brengt mem mij achterop de fiets naar juf Akke. “Akke moet kakke”, roepen de kinderen over het schoolplein naar elkaar. Maar ze maken zich er wel zeker van dat juf Akke het niet hoort – want dan volgt er zeker straf. Ik moest ook al eens op de gang staan nadat ik tegen juf Akke had gezegd dat ik ‘miegen’ moest – want dat zei mijn broer R altijd, “Ik moat miege”, als hij plassen moest. Terwijl ik met rode wangen van schaamte op de gang stond begreep ik dat het niet een netjes taalgebruik was van mij. Ik zit graag in de boom, achter het gebouw. Het mag niet van de juffen, maar ik voel me er lekker veilig, uit het zicht van de andere kinderen. Als je op het klimrek zit, jagen de jongens je er net zo hard weer af. De meisjes spelen met springtouwen en hoepels, ook paardje rijden, met eentje in het tuig en de ander er rennend achteraan. Dat vind ik ook wel leuk, paardje spelen. Maar toch het liefst zit ik in de boom, stilletjes wachtend totdat de pauze eindelijk over is en we weer naar binnen mogen. Ik kleur een huis in met regenboog kleuren. Je kunt het huis openvouwen en door de raampjes kijken. Ik gebruik alle kleuren die op tafel liggen om het huis in te kleuren en denk aan het leven van de mensen binnen in het huis. Woont er ook een meisje? Zijn er ook grote broers? Broers die zo trots zijn op hun kleine zusje en heel lief tegen haar zijn, ze luisteren naar al haar verhalen. De meisjes aan mijn tafel giechelen “wat stom”, zeggen ze, “zo ziet een huis er toch niet uit?”. Als ik thuis kom verscheur ik het huis.
-wordt vervolgd (misschien?)
No comments:
Post a Comment